Allelen

Je hebt voor je hele lichaam een gen. Één zo’n variant van een gen wordt ook wel allel genoemd. Een allel zorgt ervoor dat jij je kleur ogen, haar of huid hebt. Deze allelen krijg je van je ouders. Als voorbeeld nemen we even je ogen. Je ouders hebben beide 2 allelen voor oogkleur. Van beide ouders krijg je 1 willekeurig allel voor je oogkleur. Een van die allelen wordt dan je oogkleur. Dit ligt eraan welke van de 2 allelen dominant is en welke recessief is. Dit kan je heel makkelijk in een tabel zetten. Dit soort tabel is eigenlijk heel makkelijk want je hebt veel meer soorten oogkleuren, maar vaak kan je ze in deze groepen plaatsen. Deze tabel geeft eigenlijk al weer welke kleur dominant is en welke kleur recessief. Bruin is heel dominant, groen is recessief tegenover bruin en dominant tegenover blauw en blauw is in het algemeen recessief.


 Dit soort plaatjes met de ogen en de kleur zijn mooi en duidelijk, maar ongebruikelijk. In de biologie gebruik je een B of een b. de B staat voor de dominante kleur en de b is de recessieve kleur.  In de linker verticale kolom zie je de allelen van een vrouw en in de horizontale rij die je de allelen van een man. Als ze samen kinderen krijgen, kunnen ze dit doorgeven. Als je ervan uit gaat dat de B dominant is, dan is er 75% kans op de dominante kleur ogen en  25% op een recessieve kleur. Als je BB of bb hebt, wordt dat ook wel homozygoot genoemd. Homozygoot betekent dat ze gelijk zijn. Heb je Bb dan worden ze  heterozygoot genoemd. Dat betekent dat ze verschillend zijn.

 

 Wet van mendel

Gregor mendel (1822-1884) heeft ontdekt als je begint met 2 raszuivere bloemen (homozygoot) begint met kruizen dan zal de 1e generatie erna allemaal identiek zijn. De generatie daarna zullen weer anders zijn